Ik ben opgegroeid in een dorp dichtbij, destijds, vliegbasis Volkel, de Marsfabriek en EMI Music. Daardoor zaten er kinderen in mijn klas met exotische accenten. Dat wil zeggen, accenten die gebruikt worden door witte mensen van zeer goede komaf. Met een Kinderen voor Kinderen ‘r’. En met een Gooise ‘g’.
Als ik gespeeld had bij Sascha of Babette lachte mijn moeder me uit.
‘Praat eens normaal!’ zei ze dan. ‘Aanstellerrrrrr.’
En de volgende dag was mijn gekopieerde accent alweer gereset tot onversneden Brabants.
Hoe origineel andere mensen zijn weet ik niet precies. Maar toen ik drieëntwintig was kreeg ik een beste vriendin en ik deed haar na. Haar lang groeien. Make-up op mijn gezicht. Seks uitproberen met jongens. En door dat copy-paste gedrag leerde ik vooral wat ik zelf leuk vond.
Onder het motto fake it till you make it en beter goed gejat dan slecht verzonnen probeerde ik me al pikkend en kopiërend een identiteit te vormen. Geen idee hoe het anders moest.
Ik geloof niet in originele gedachten. Alles wat je vandaag bent tegengekomen, herhaal je in je droom om het op te bergen in je herinnering tot het misschien, ooit, komt bovendrijven als je zoekt naar bruikbaar materiaal terwijl je bezig bent met dingen maken.
Ik geloof wel in meer en minder gelukkige samenlopen van omstandigheden in de breinen van kunstenaars, muzikanten of schrijvers. Dat soms wonderlijke combinaties en associaties ontstaan die we dan heel origineel noemen.
Ik geloof ook in precies werken en dat doe ik blijkbaar niet altijd. Zo ontdek ik soms dat ik eigenlijk al weken een tweedehands stopwoord gebruik. Dat ik zinnen van andere mensen door mijn eigen werk vlecht. Iemands thema, idee of stijl heb gestolen. Dat ik een kapsel dat ik in de trein zag en mooi vond schaamteloos heb nageaapt. Met een kapsel is dat misschien niet zo erg. Als het gaat over de originaliteit van werk ligt dat anders.
Ik herinner me dat ik lang geleden een tekst voordroeg en dat mensen die tekst hadden kunnen herkennen. Kort ervoor was ik laaiend enthousiast geweest over iemand anders’ tekst en dát wilde ik ook proberen. Was het plagiaat? Of enthousiasme? Was dat slim of handig? Ik heb geen idee. Er waren precies nul mensen die hierover tegen mij begonnen, dus wat de publieke opinie hierover was is grotendeels door mijzelf verzonnen.
Misschien was iedereen onopmerkzaam, of hadden ze alleen stiekem een mening. Dat laatste kun je van een na-aper in ieder geval niet zeggen. Stiekem iets nadoen is behoorlijk ingewikkeld.
Laatst deed ik het weer. Iemand had iets heel moois geschreven en dat beeld is kennelijk in mijn hoofd blijven hangen. Toen ik een stapel papieren op mijn werktafel aan het wegwerken was richting papierbak, ontdekte ik dat die mooie metafoor die ik opgeschreven had, toch niet zo origineel was.
Ik worstelde met mijn gevoelens. En toen bedacht ik, ik ben ook maar een mens. Een mening over iemand anders kun je heel goed stiekem hebben. Fouten maken is vaak iets openbaarder.
En ik neem me voor dat het me niet kan schelen wat iemand ervan denkt, als die niet de moeite neemt me erop te wijzen.